“Dag lieve oma, het is goed.”, fluisterde ik zachtjes in haar oor. Mijn zoon stond iets verderop in de kamer en keek toe. Ik pakte nog een keer haar hand, die warmer was dan ik verwachtte. Hij kreeg de kans niet om af te koelen, omdat er al 24 uur een kind, kleinkind of zus hem aaide. Haar voeten waren wel koud geworden. Ook die had ik geprobeerd warm te houden, maar de kou was onvermijdelijk. Ik gaf haar nog een laatste kus op haar bleke hoofd. “Dag oma.” Ik wilde er achteraan zeggen tot gauw, maar dat sloeg nergens op. Ik wist dat ik mijn oma niet meer zou zien.
Samen met mijn zoon reed ik naar huis. Onderweg stopten we om wat te eten. Hij dribbelde gezellig kletsend om me heen. Het regende zachtjes. En toen ging mijn telefoon. Loeihard, oorverscheurend gerinkel galmde door het toch al troosteloze winkelcentrum. Mama stond er in het scherm. “Oma is net overleden.”.
De dag ervoor belde mijn moeder me huilend op. “Ik heb slecht nieuws. Oma ligt in het ziekenhuis en het ziet er niet goed uit. We rijden nu terug van vakantie, maar ik denk niet dat we op tijd zijn om afscheid te nemen.”. Ik haastte me naar het ziekenhuis. Onderweg belde ik mijn broer. Hij zegt dat hij later met mijn moeder zal komen.
Snikkend vroeg ik aan de receptie naar de kamer van mijn oma. Links-rechts-zigzaggend door het ziekenhuis bereikte ik haar kamer. Ik schrik als ik de deur zachtjes opendoe. De kamer is voller dan ik verwachtte. Daar lag oma, kleiner en stiller dan ooit tevoren, omringd door mijn neven en nichten, mijn tante en mijn oudtante.
Mijn neven en nichten zie ik een keer per jaar, op mijn oma’s verjaardag. Het gezin waar ik in opgegroeid ben zie ik precies vaak genoeg om vragen te voorkomen. Als ik aan mijn broer en mijn ouders denk, zie ik een ijzig gebergte voor me, met helderblauwe, nevelige meren. We staan allemaal op een andere bergtop. Mijn ouders en mijn broer schreeuwen soms dat ik naar hun berg moet komen, maar de enige manier om er te komen is een slap gespannen koord. Uit het meer stijgen mistige demonen op die zacht herinneringen en verwijten fluisteren.
Ik appte mijn broer: kom maar gauw, we zijn hier allemaal. Ik belde mijn moeder: “Hoe lang nog voor jullie er zijn?”. De kille werkelijkheid van het sterven van mijn oma laat ons afdalen uit onze bergtoppen. We klimmen naar beneden en omhelzen elkaar op het bevroren meer. De denomen drukken zachtjes tegen het ijs, op zoek naar een wak. Als de kou verdwijnt zal het ijs scheuren, maar voor heel even zijn we een rouwende familie.
Mijn lieve oma, de matriarch van de familie, de vrouw die iedereen aan zich wist te binden, is er niet meer. Haar 93e verjaardag was inderdaad haar laatste. Ik zal haar vreselijk missen.